historische context -> 1944
Oranienbaumfront
In 1943 strekte de frontlijn van het Duitse 18. Leger zich uit van de Finse Golf, langs de
insluitingsringen rond Oranienbaum en Leningrad tot bij Schlüsselburg aan het
Ladogameer. Iets ten oosten van Schlüsselburg liep het front van het Ladogameer in
zuidelijke richting via Kirischi en de westelijke kant van de rivier Wolchow tot Novgorod
aan het Ilmenmeer. Hier sloot het front van het 18. Leger aan op het Duitse 16. Leger.
Eind 1943 braken de Russen op enkele plaatsen door de linies van het 16. Leger. Ook troffen ze voorbereidingen voor een offensief tegen het 18. Leger om de omsingeling van Leningrad te doorbreken. Het Russische 2de Shock Leger was daartoe in het geheim overgebracht naar het Oranienbaumfront, een Russisch bruggenhoofd ten westen van Leningrad dat in 1941 bij de opmars naar Leningrad ongemoeid was gelaten. Het Russische 42ste Leger was rond Pulkowo, ten zuidwesten van Leningrad gepositioneerd. Beide legers hadden de opdracht uit te breken en elkaar te treffen rond Ropsha en dan samen in zuidwestelijke richting door te stootten naar Kingisepp en Narva. Het 67ste Leger lag ten noorden van Mga om zuidoost- en oostwaarts de spoorwegverbindingen tussen Moskou en Leningrad weer te herstellen. Verder zuidelijk bereidde het Russische 59ste Leger aan het Wolcholchowfront een aanval op Novgorod voor met als einddoel Pleskau, ten zuiden van het Peipusmeer.
Eind december 1943 kwamen de 6.000 man van de twee panzergrenadierregimenten en de staf van de 4. SS-Freiwilligen-Panzergrenadier-Brigade Nederland in Noord-Rusland aan. In overleg met de commandant van het 18. Leger, Generaloberst Lindemann, werd ‘Nederland’ en het Derde Pantserkorps aan de westelijke kant van het Oranienbaumfront opgesteld om het noordelijke front te versterken en te voorkomen dat de Russen in zuidwestelijke richting uit het Oranienbaumbruggenhoofd zouden uitbreken om de terugtocht van het 18. Leger af te snijden. Verder lagen aan de insluitingsring van oost naar west respectievelijk Luftwaffen-Feld-Division 9, Luftwaffen-Feld-Division 10 en 11. SS-Freiwilligen-Panzergrenadier-Division Nordland.
De brigadestaf van ‘Nederland’ werd gehuisvest in Lutschki. Regiment General Seyffardt en Regiment De Ruyter waren gelegerd rond Lowkolowo en Reikowo. De brigade bouwde de frontlijn uit door de verspreid liggende bunkers te verbinden door een stelsel van loopgraven, en dorpen in het achterland als versterkte posities in te richten. Verder zette ‘Nederland’ als opstellingsformatie haar opleiding voort. ‘De Ruyter’ loste begin januari 1944 de SS-Kampfgruppe Polizei af in het gebied Lomonosov, Peija Gorkolowo, Drivo en Rakelje. ‘General Seyffardt’ werd ter beschikking gehouden als korpsreserve. Omdat Artillerie-Regiment 54 nog in oprichting was kreeg ‘Nederland’ artilleriesteun van een artilleriebataljon van de 4. SS-Polizei-Panzergrenadier-Division.
Uitbraak uit de Oranienbaumenclave
In de ochtend van 14 januari 1944 braken de Russen na ongekend hevige artilleriebeschietingen aan de oostelijke kant van de Oranienbaumenclave door de linies van de in Russische ogen inferieure Luftwaffen-Feld-Divisionen 9 en 10. Vanuit het relatief rustige westelijk deel van de enclave vertrok een gevechtsgroep van ‘General Seyffardt’ onder aanvoering van Hauptsturmführer Rühle von Lilienstern om de doorgebroken Russen af te stoppen. Rühle wist Witino terug te veroveren waardoor de weg van Jamburg 1 naar Leningrad weer in Duitse handen kwam. Nadat de Russen na dagenlange gevechten Rühle dreigden te omsingelen, trok de gevechtsgroep zich al vechtend terug op het westelijker gelegen Kaskowo. Eind januari werd de gevechtsgroep afgelost door Wehrmachteenheden, waarna Rühle zich weer bij ‘Nederland’ voegde. Als gevolg van de ineenstorting van de noordoostelijke sector van het Duitse 18. Leger kreeg het Derde Pantserkorps op 26 januari 1944 toestemming om zich stapsgewijs terug te trekken.
Terugtocht
‘Nederland’ begon in de ochtend van 28 januari 1944 aan de terugtocht in zuidwestelijke richting. Wegen werden ondermijnd om de Russische opmars te vertragen. De terugtocht werd bemoeilijkt door sneeuw die reikte tot kniehoogte en dichte bossen. De weinige bospaden die er waren lagen onder vuur van Russische artillerie. Wapens en uitrusting werden vervoerd op sleden. De SS-Freiwilligen-Panzergrenadier-Brigade Nederland slaagde er op de terugtocht in het achtervolgende Russische 47ste Leger op afstand te houden, maar bij Kotly stootten de Russen op de terugtrekkende colonne van de brigade. Een luchtafweerkanon van de 14de compagnie van ‘De Ruyter’ wist de Russen terug te slaan. Vanuit Kotly en Krikkowo trok ‘Nederland’ verder in zuidwestelijke richting terug. Via Krikkowo bereikte de brigade op 30 januari 1944 Keikino, een dorp op de westelijke oever van de rivier Luga. Het Derde Pantserkorps kreeg van de commandant van Heeresgruppe Nord, Generaloberst Model, het bevel een verdedigingslinie op te zetten achter de Luga.
De commandant van het korps, Obergruppenführer Steiner, vond dit echter weinig zinvol omdat het Russische 8ste Leger zuidelijker al de bevroren Luga was overgestoken en oprukte richting het Peipusmeer. Desondanks deed Steiner, vooral voor de vorm, een poging om een verdedigingslinie in te richten om de oprukkende Russen tegen te houden. ‘Nederland’ zette een provisorische verdediging op bij Pulkowo, en tussen Kurowizy en de kust. Bij Keikino werden posities ingenomen op de oostelijke oever van de Luga om de brug zo lang mogelijk open te houden voor terugtrekkende Duitse eenheden. In de avond van 30 januari trok SS-Freiwilligen-Panzergrenadier-Regiment 48 General Seyffardt als laatste eenheid over de Luga en werd de brug opgeblazen.
Onder druk van de onstuimig oprukkende Russen kreeg het Derde Pantserkorps van Obergruppenführer Steiner op 31 januari 1944 toestemming om de posities aan de Luga te verlaten en al vechtend terug te vallen op de Pantherlinie. Deze linie liep evenwijdig aan de rivier Narva en strekte zich uit van Hungerburg aan de Finse Golf in het noorden tot het Peipusmeer in het zuiden.
Pantherlinie
Het Derde Pantserkorps werd ingedeeld bij het 54. Legerkorps van General Otto Sponheimer, dat op 1 februari 1944 de opdracht kreeg de Pantherlinie tot elke prijs te houden. Tot het pantserkorps behoorden de 11. SS-Freiwilligen-Panzergrenadier-Division Nordland, SS-Freiwilligen-Panzergrenadier-Brigade Nederland, de Estse 20. Waffen-Grenadier-Division der SS en de restanten van de bijna vernietigde Luftwaffen-Feld-Divisionen 9. en 10. Russische aanvallen in regimentssterkte en felle Duitse tegenaanvallen volgden elkaar in hoog tempo op. De dodelijk vermoeide soldaten van het Derde Pantserkorps slaagden er ondanks gebrek aan brandstof en munitie in een Russische doorbraak te voorkomen. Bij de Narva werden de terugtrekkende eenheden opgevangen en kregen ze nieuwe posities toegewezen.
De Pantherstelling langs de Narva liep van Hungerburg aan de Finse Golf tot aan het stuwmeer ten zuiden van de stad Narva. Tegenover dit stuk van de Pantherstelling lagen drie Russische Legers met in totaal ruim 200.000 manschappen. Het 47ste Leger lag van Hungerburg tot iets ten noorden van Vasa. Het 2de Shock Leger opereerde in het gebied tussen Vasa en het zuiden van de stad Narva. In het gebied ten zuiden van de stad Narva tot aan het Peipusmeer lag het 8ste Leger. Dit was de hoogste concentratie aan Russische troepen van het hele Oostfront. Stalin beval hen om zowel militaire als politieke redenen alles in het werk te stellen om Narva in te nemen vóór 17 februari 1944.
Bruggenhoofd Narva
De SS-Freiwilligen-Panzergrenadier-Brigade Nederland betrok samen met de 11. SS-Freiwilligen-Panzergrenadier-Division Nordland stellingen in een bruggenhoofd op de oostelijke oever van de rivier Narva, en in de stad Narva aan de westelijke kant van de rivier. De mannen konden, hoe uitgeput, vuil en hongerig ze ook waren, meteen aan de slag om zo snel mogelijk nieuwe loopgraven, bunkers en antitankgrachten aan te leggen.
Het Tweede Bataljon van Regiment General Seyffardt nam stellingen in bij Popovka, het meest noordelijke deel van het bruggenhoofd. Het Eerste Bataljon lag zuidelijker bij de noordelijkste brug over de Narva. Regiment De Ruyter werd in het centrum van het bruggenhoofd gelegerd aan weerszijden van de weg van Jamburg naar Narva: het Tweede Bataljon lag ten noorden en het Eerste Bataljon ten zuiden van de weg. Aan de westelijke kant van de rivier Narva was Pionier-Bataljon 54 het meest noordelijk in Narva gelegerd. Zuidwestelijker daarvan waren de stellingen van Artillerie-Regiment 54.
De Russen vielen in de eerste dagen van februari meteen in bataljonssterkte aan over de hoofdweg van Jamburg naar Narva, ondersteunt door zware artilleriebombardementen. Met hulp van de artillerie van ‘Nederland’ en ‘Nordland’ en de tanks van Schwere Panzer-Abteilung 502, slaagden de verbeten Duitse verdedigers er ten koste van zware verliezen in om de Russische aanvallen af te slaan.
Riigi en Ssivertsi
Op 3 februari 1944 stak het 47ste Leger bij Kudruküla, enkele kilometers ten zuiden van Hungerburg, de bevroren Narva over. Ook op 8 en 11 februari 1944 vielen de Russen over de rivier aan, ditmaal bij Riigi, en ze verschansten zich op de westelijke oever. De Russen werden echter teruggeslagen door felle Duitse tegenaanvallen. Alleen ten zuidwesten van Narva, bij Krivasso, slaagde het 8ste Leger erin een bruggenhoofd te vestigen en uit te bouwen omdat ze het gebied eerder bereikten dan de gehergroepeerde Duitse troepen.
In de nacht van 12 februari 1944 staken de Russen tussen Riigi en Ssivertsi de Narva over. Ditmaal slaagden 3.000 Russen erin om tussen Vasa en Ssivertsi een bruggenhoofd te vestigen op de westelijke oever. De voorste Russische posities bij Pähklemäe waren minder dan driehonderd meter verwijderd van de hoofdweg van Narva naar Reval. Het bruggenhoofd was daarmee zeer bedreigend voor Narva, omdat als de Russen verder westelijk zouden doorstoten, ze de aan- en afvoerlijnen naar het achterland konden afsnijden en de troepen in Narva konden omsingelen.
Ondanks herhaaldelijke Russische pogingen om het bruggenhoofd verder uit te breiden, hield Pionier-Bataljon 54 van ‘Nederland’ onder leiding van Hauptsturmführer Wanhöfer stand bij het kerkhof van Ssivertsi aan de zuidkant van het Russische bruggenhoofd. In de ochtend van 13 februari 1944 beschoot Russische artillerie de pioniers, waarna de Russen opnieuw het ijs van de Narva overstaken en aanvielen. Duitse artillerie schoot gaten in het ijs, nam de verzamelgebieden aan de oostelijke kant van de Narva onder vuur, en sloeg de aanval af. De SS-Panzergrenadier-Regimenten ‘Norge’ en ‘Danmark’ drongen in de tweede helft van februari door niet-aflatende aanvallen het Russische bruggenhoofd steeds verder terug, waarna de Estse 20. Waffen-Grenadier-Division der SS de Russen op 29 februari 1944 definitief van de westelijke kant van de Narva verdreef.
Narva sterft
Begin maart 1944 was het Russische 8ste Leger er nog steeds niet in geslaagd om vanuit het bruggenhoofd bij Krivasso de verbindingen met Narva vanuit het zuiden af te snijden. Ten noorden van Narva lukte het de Russen niet om een bruggenhoofd te vestigen aan de westelijke zijde van de Narva. De Russen schakelden daarom over op een andere strategie. In de nacht van 6 op 7 maart 1944 bombardeerde de Russische luchtmacht de binnenstad van Narva. De daaropvolgende nacht bombardeerden ze ruim twaalf uur lang het bruggenhoofd op de oostelijke oever van de Narva, waarna een moordend Russisch artilleriebombardement op het bruggenhoofd en de stad neerdaalde. In twee dagen en nachten stierf Narva.
Lilienbach
Na de bombardementen op Narva gingen de Russen weer over tot aanvallen op het oostelijk bruggenhoofd. Eerst lag het zwaartepunt bij Regiment General Seyffardt in de noordelijke sector van het bruggenhoofd bij Popovka. Toen de Russen daar geen doorbraak konden forceren, verschoof het zwaartepunt van de aanvallen naar de zuidoostelijker gelegen stellingen van Regiment De Ruyter. Op 13 en 14 maart werd hard om Lilienbach gevochten. Russische tanks en infanterie slaagden er na hevige gevechten in om door de linie van ‘De Ruyter’ te breken. Obersturmführer Sidon leidde een tegenaanval van de 9de compagnie van het Regiment Danmark en een gevechtsgroep van Regiment Norge. Sidon, die zelf zwaargewond raakte, sloeg de Russen terug en heroverde het verloren gegane terrein.
Na deze tegenslag voerden de Russen de druk op Lilienbach. Russische aanvallen en Duitse tegenaanvallen volgden elkaar in hoog tempo op. De Russen vielen Lilienbach van drie kanten aan waardoor het dorpje een bruggenhoofd binnen het bruggenhoofd Narva werd. Een colonne T-34 tanks brak door de linies, en probeerde de noordelijkste brug over de Narva te bereiken. Het brigadehoofdkwartier riep de hulp in van de 1ste compagnie van Panzer-Abteilung 11 ‘Hermann von Salza’ van ‘Nordland.’ De Duitse Panthertanks bereikten de brug eerder dan de Russen en sloegen de Russische aanval af.
Na 48 uur vechten zonder onderbreking raakte Regiment De Ruyter uitgeput. Bovendien bloedde de eenheid langzaam leeg door de niet aflatende Russische aanvallen en eigen tegenaanvallen. De commandant van ‘De Ruyter’ vreesde dat zijn regiment zou bezwijken onder de Russische druk, en besloot om zich terug te trekken uit Lilienbach. De Russen kregen hier lucht van en vielen de terugtrekkende Nederlanders keer op keer aan. Het Tweede Bataljon van ‘De Ruyter’ raakte ingesloten en de commandant sneuvelde. De naburige 7de compagnie van ‘De Ruyter’ onder leiding van Untersturmführer Scholz ontzette het Tweede Bataljon en dekte de aftocht door talrijke Russische aanvallen af te slaan.
‘De Ruyter’ groef zich in langs een linie die liep van de heuvel bij Lilienbach via de ‘Teufelswiese’ tot ‘Parkwald.’ In de ochtend van 22 maart vielen de Russen met hernieuwd elan aan. Vooral de 5de compagnie van ‘De Ruyter’ lag zwaar onder vuur en werd bijna vernietigd tijdens felle man-tegen-mangevechten. Rond de 150 Russen braken door de Duitse linies en bedreigden het achterland. Een gevechtsgroep, samengeraapt uit soldaten van de stafcompagnie van het regiment, drong de Russen weer terug. De furieuze gevechten putten zowel de Russen als de Nederlanders volledig uit en de verliezen aan beide kanten waren groot. Op 24 maart vroeg de Russische commandant Govorov het Russische Opperbevel toestemming om het offensief te mogen staken.
Aanslag op Hitler
Niet alleen onder Duitse burgers, maar ook binnen militaire kringen was weerstand tegen Hitler. De kern van het verzet stond onder leiding van Generaloberst Ludwig Beck. De intellectueel Beck nam al in 1938 stelling tegen Hitler door diens politiek van agressie af te wijzen en ontslag te nemen als chef-staf van de Generale Staf van de Wehrmacht. Tot de medestanders van Beck behoorden General Friedrich Olbricht, General Carl-Heinrich von Stülpnagel, Generaloberst Erich Hoepner, Generalmajor Henning Hermann Robert Karl von Tresckow, Oberst Albrecht Ritter Mertz von Quirnheim en Oberleutnant Werner Karl Otto Theodor von Haeften.
Daarnaast stonden de militairen nog voor twee andere dilemma’s. Sinds 1934 legden de officieren een eed van persoonlijke trouw aan de Führer af. Het vermoorden of afzetten van Hitler kon in dit licht worden beschouwd als een ernstige daad van verraad. Ook waren veel officieren lid van de katholieke of protestantse kerk. Hitler werd door hen gezien als de antichrist, maar het doden van een medemens liet zich maar moeilijk rijmen met hun christelijke geweten.
Nadat diverse plannen voor een aanslag op Hitler waren afgeblazen of mislukt, plaatste Oberst graaf Claus Phillip Maria Schenk von Stauffenberg op 20 juli 1944 een bom onder een grote, massief eiken tafel in de kaartenkamer van het hoofdkwartier van Hitler tijdens een militaire stafvergadering. Doordat de tas in de weg stond en bij Hitler vandaan werd verplaatst en de tafel een deel van de kracht van de explosie opving, overleefde Hitler de aanslag. Nog geen twaalf uur later werden Von Stauffenberg, Olbricht, Mertz von Ouirnheim en Von Haeften kort na middernacht door een vuurpeloton geëxecuteerd.
Doorbraak bij Heeresgruppe Mitte
In de loop van maart 1944 stabiliseerde het front aan de Narva. Hitler beval Narva uit te bouwen tot een vesting en stand te houden tot het laatste huis, de laatste patroon en de laatste man. Oberführer Wagner werd benoemd tot ‘vestingcommandant.’ In april en mei werd hard gewerkt aan het uitbouwen van de vesting en was er gelegenheid voor de verdere opleiding van de brigade, waar sinds Kroatië geen tijd meer voor was geweest.
Op 22 juni 1944 gingen Russische troepen over de hele breedte van de centrale sector van het Oostfront in de aanval. Ten zuiden van het Peipusmeer sloegen de Russen een gat van tientallen kilometers in de Duitse linies op de grens van Heeresgruppe Mitte en Heeresgruppe Nord, waarna de verbinding tussen de twee Heeresgruppen verloren ging. De aanval boog in de weken die volgden naar het noorden af, waardoor de verdedigers van Narva afgesneden dreigden te worden door Russische troepen die langs de Dünarivier oprukten naar Letland en Litouwen. Hitler weigerde elke vorm van terugtocht, maar medio juli 1944 begonnen voor de troepen rond Narva dan toch de voorbereidingen voor het terugtrekken op de twintig kilometer westelijker gelegen Tannenbergstelling. Het heuvelachtige landschap bood de voordelen van hoger gelegen posities en kortere aan- en afvoerlijnen.
De ondergang van regiment General Seyffardt
Op 24 juli 1944 begon vlak voor middernacht de evacuatie van het zwaarbevochten en met bloed doordrenkte bruggenhoofd op de oostelijke oever van de Narva. De volgende dag kregen alle eenheden van het Derde Pantserkorps het bevel zich terug te trekken op de Tannenbergstelling. Regiment De Ruyter trok zich terug over de hoofdweg. Ze stootten op doorgebroken Russische troepen, maar na hevige gevechten slaagde het regiment erin de Tannenbergstelling te bereiken. Regiment General Seyffardt fungeerde als achterhoede en trok zich terug langs de spoorlijn van Narva naar Reval 2. In plaats van in een rechte lijn westwaarts te trekken, verliet het regiment bij Suur-Soldino de spoorlijn om terug te trekken over een slecht begaanbare bosweg. De voertuigen strandden in het moerassige terrein en het regiment viel ten prooi aan Russische jachtbommenwerpers en artillerie, waarna Russische gepantserde eenheden de terugtocht afsneden. De restanten van het regiment trokken zich terug in een bos oostelijk van Repniku; vrijwel zonder voedsel, munitie en zware wapens en omsingeld door Russen. Na een dag van bittere gevechten hield het Regiment General Seyffardt tegen de morgen van 27 juli 1944 feitelijk op te bestaan en werd het uit de slagorde van de Waffen-SS geschrapt …
Tannenbergstelling
De noord – zuid georiënteerde Tannenbergstelling liep van Mummasara 3 aan de Finse Golf via een uitstulping bij Tirtsu en Chundinurk in zuidelijke richting door naar de sector van de 11. Infanteriedivisie. Het gebied ten noorden van de oost-west lopende hoofdweg van Narva naar Reval bestond uit drie kilometer dichtbebost, vlak land met daarachter goed verdedigbaar hoger gelegen gebied dat bekend stond als de ‘Zweedse muur’. Langs de hoofdweg lagen met een onderlinge afstand van een kilometer en in het verlengde van elkaar drie ‘Blauwe Heuvels’, die het gebied eromheen domineerden. De meest oostelijke was de Kinderheimhöhe, de middelste de Grenadierhöhe en de meest westelijke Heuvel 69.9, ook wel ‘Liebhöhe’ genoemd. Ten zuiden van de oost – west lopende spoorlijn van Narva naar Reval lag een moeilijker toegankelijk bos- en moerasgebied.Ten noorden van Tirtsu werd de stelling in oost-westelijke richting doorsneden door de hoofdweg van Narva naar Reval. In totaal was de sector van het korps ongeveer acht kilometer lang.
De SS-Freiwilligen-Panzergrenadier-Brigade Nederland nam posities in van de Finse Golf tot bij de hoofdweg Narva – Reval. Het hoofdkwartier van ‘Nederland’ werd ingericht bij Sillamäe. De sector werd van noord naar zuid verdedigd door eenheden van de Estse 20. Waffen-Grenadier-Division der SS, Pionier-Bataljon 54, het Eerste Bataljon van ‘De Ruyter’ en het Tweede bataljon van ‘De Ruyter’. Het hoofdkwartier van ‘De Ruyter’ lag ten noorden van de Heuvel 69.9. Achter de beide bataljons nam Artillerie-Regiment 54 posities in. De Vlamingen van Sturmbrigade ‘Langemarck’ hadden zich ingegraven op en rond de Kinderheimhöhe. Ten zuiden van de hoofdweg lag de 11. SS-Freiwilligen-Panzergrenadier-Division Nordland; Regiment Danmark ten zuiden van de hoofdweg en Regiment 23 Norge ten zuiden van de spoorlijn. Steiner positioneerde de weinige gepantserde voertuigen van Schwere Panzer-Abteilung 502 en Panzer-Abteilung 11 ‘Hermann von Salza’ ten zuiden van Heuvel 69.9, om ze snel te kunnen inzetten bij een tegenaanval.
Voordat het korps zich kon ingraven, daalden in de namiddag van 26 juli 1944 de eerste Russische granaten op de Kinderheimhöhe neer. De volgende dag intensiveerden de Russen de beschietingen. Vanaf 06.00 uur regende het urenlang granaten van alle kalibers op de drie heuvels. Rond 09.00 uur vielen tanks en infanterie aan over de hoofdweg, maar ze werden ook weer gestopt door het Tweede Bataljon van ‘De Ruyter’. In de loop van de ochtend werd de situatie voor de Vlaamse verdedigers op de Kinderheimhöhe onhoudbaar en trok het handjevol Vlamingen dat de gevechten had overleefd zich terug naar de troepen van ‘De Ruyter’ ten noorden van de hoofdweg.
In de vroege ochtend van 28 juli 1944 vielen de Russen de Grenadierhöhe aan, maar met de hulp van Duitse artillerie werden de Russen overal teruggeslagen. Na zware lucht- en artilleriebombardementen op de Grenadierhöhe en de Duitse artilleriestellingen vielen meer dan honderd Russische tanks en infanterie op 29 juli opnieuw aan. Het tweede bataljon van ‘De Ruyter’ weerde alle aanvallen af. Desondanks slaagden Russische tanks erin om westelijk om de Grenadierhöhe te trekken en naar het zuiden af te buigen, waardoor de heuvel werd afgesneden van Heuvel 69.9. In de noordoostelijke hoek van Heuvel 69.9 werd bij de hoofdweg meedogenloos gevochten. Een alles-of-niets tegenaanval met de laatste gepantserde voertuigen verraste de Russen. Ondanks hun grote numerieke overmacht trokken de Russische tanks zich uiteindelijk in paniek terug. Aan de noordzijde van de Kinderheimhöhe verdiende de Vlaamse Sturmmann Remi Schrijnen het Ridderkruis door met zijn zwaar beschadigde 7,5 cm antitankkanon twaalf Russische tanks uit te schakelen. Ook de Russen die erin geslaagd waren de oostelijke kant van de Grenadierhöhe in te nemen, werden in een tegenaanval door Esten, Vlamingen en Noren teruggedreven.
Op 30 juli 1944 vielen tanks en infanterie de stellingen van het Tweede Bataljon van ‘De Ruyter’ aan. Twee tanks slaagden erin door te breken en doken op voor het bataljonshoofdkwartier waar ze werden uitgeschakeld met pantservuisten. De volgende dag probeerden de Russen opnieuw tot twee keer toe tevergeefs de Grenadierhöhe te veroveren.
Op 2 augustus 1944 doken de Russen opnieuw voor de ‘Grenadiershöhe’ aan. Ze drongen op enkele plaatsen door tot op de heuvel, maar werden weer verdreven door artillerievuur en snelle tegenaanvallen. De daaropvolgende dagen vielen de Russen na de gebruikelijke beschieting weer aan. In felle tegenaanvallen werden de Russen na bloedige man-tegen-mangevechten weer teruggedreven. Vanaf 6 augustus 1944 namen de aanvallen af en beperkten de Russen zich tot zwaarbewapende patrouilles en sporadische aanvallen. In de periode medio augustus tot medio september 1944 gebruikten de overlevenden van het Derde Pantserkorps de relatieve rust om te hergroeperen, stellingen te versterken, mijnenvelden aan te leggen en de vele doden te begraven …
Terugtocht afgesloten
Nadat de Russen op 1 augustus 1944 ten zuidwesten van Riga door de Duitse linies braken, lag de weg naar de westkust van Letland open. Dezelfde dag veroverden de Russen ook het westelijk van Riga gelegen Tukkum 4 en stormden ze door naar de Golf van Riga. De terugtocht van de troepen ten noorden van Riga naar Litouwen en noordoost Polen was daarmee afgesloten. Op bevel van Hitler werd het gebied niet aangeduid als een ‘Kessel’ maar als een bruggenhoofd. Op 12 augustus 1944 braken de Russen ook westelijk van Pleskau door de Duitse posities. De Duitse troepen ten zuiden van het Wirzmeer konden nog ontsnappen, maar de eenheden ten noorden van de lijn Wirzmeer – Peipusmeer raakten ingesloten.
In de dagen die volgen, rukten de Russen op naar Dorpat. Het Derde Pantserkorps stelde een gevechtsgroep samen uit eenheden van ‘Nordland,’ ‘Nederland’ en een bataljon van het Estse Waffen-Grenadier Regiment der SS 47, onder leiding van de commandant van ‘Nederland,’ Brigadeführer Wagner. Ook de laatste tanks en het stormgeschut waar het korps over beschikte gingen met Wagner mee. De gevechtsgroep verliet de Tannerbergstelling in de nacht van 15 op 16 augustus 1944. Vanuit Dębica werd in allerijl de gereorganiseerde 5. SS-Freiwilligen-Sturmbrigade Wallonien aangevoerd. De rest van ‘Nederland’ bleef achter bij de Tannenbergstelling, waar het relatief rustig was.
Rastenburg
Zowel de commandant van Heeresgruppe Nord, Generaloberst Schörner, als de commandant van het Derde Pantserkorps, Obergruppenführer Steiner, realiseerden zich dat de situatie in Estland onhoudbaar was. Ze wilden zich voorbereiden op een terugtocht. Steiner vloog op 10 september 1944 naar Rastenburg om uit handen van Hitler een onderscheiding te ontvangen. Steiner greep de gelegenheid aan om met Hitler te praten over een terugtocht uit Estland. De commandant van de Duitse marine, Groβadmiraal Dönitz, had de Führer er echter van weten te overtuigen dat als de Russen de Baltische staten zouden veroveren, zij de vitale aanvoer van ijzererts uit Zweden en Noorwegen over de Oostzee en de Finse Golf in gevaar konden brengen. Uiteindelijk zou de Duitse wapenindustrie dan tot stilstand komen volgens Dönitz. Hitler wilde daarom een bruggenhoofd rond Reval behouden. Steiner realiseerde zich dat Hitler van plan was het bruggenhoofd te laten verdedigen door zijn Derde Pantserkorps, wat een zekere vernietiging van het korps betekende. Steiner liet Hitler blijken dat hij niets zag in dit plan, maar Hitler weigerde toestemming te geven voor een terugtocht. Hoewel de toestemming van Hitler en het Opperbevel van de Wehrmacht ontbrak, gaf Schörner het Pantserkorps opdracht zich voor te bereiden op een terugtocht. Uiteindelijk stemde Hitler op 16 september in met de terugtocht uit Estland. Twee dagen later trok de eerste eenheid zich terug.
Begin september 1944 kwamen Finland en Rusland een staakt-het-vuren overeen waardoor de Russen al hun aandacht konden richten op het terugdringen van de Duitse troepen. Op 14 september vielen de Russen tussen het Peipusmeer en Schaulen 5 aan om de terugtocht van de Duitse troepen uit het noordelijke deel van Estland af te snijden. Op 18 september 1944 verliet het Pantserkorps vanaf 18.00 uur terug uit de Tannenbergstelling. Het Tweede Bataljon van Regiment De Ruyter dekte de aftocht en trok zich, op de hielen gezeten door Russen, als laatste terug richting Pernau 6, onderweg alles opblazend wat van enig militair belang was.
Pernau
Kampfgruppe Bunse, bestaande uit het Eerste Bataljon van ‘De Ruyter’ en eenheden van Nordland, bemande drie dagen lang een bruggenhoofd rond de haven van Pernau. Een versterkt motorrijderspeloton verdedigde een belangrijke kruising in het zuiden van de stad. Nadat de laatste schepen de haven van Pernau hadden verlaten, trok ‘Nederland’ zich na het opblazen van de bruggen in zuidwestelijke richting terug naar Letland. Het Eerste Bataljon van ‘De Ruyter’ nam posities in bij Wolmar 7 en Izumi. Het Tweede Bataljon, Kampfgruppe Petersen, verdedigde de kustweg naar Letland bij de Lemmerrivier. Aan het begin van de avond van 24 september 1944 vielen Russische tanks en infanterie aan. ‘Nederland’ sloeg de aanval af en trok zich al vechtend terug. Bij Riga voegde ‘Nederland’ zich bij de rest van het Derde Pantserkorps dat werd ingezet voor de verdediging van de havenstad. Ook probeerde het pantserkorps te voorkomen dat de Russen ten zuiden van Riga konden doorstoten naar Libau 8en de Oostzee. Hierdoor zouden de troepen in het Koerland worden afgesneden en zou de aan- en afvoer via de haven van Libau tot stilstand komen.
Doblen
Eind september nam ‘Nederland’ posities in westelijk van Doblen 9. De Russen trokken echter zuidelijk om Doblen heen, naar Auce en het gebied rond Moscheiken 10 in het noorden van Litouwen. ‘Nederland’ maakte samen met ‘Nordland’ deel uit van ‘Sperrgruppe Schäfer’, die een sector ten zuiden van Rubas bij de Vadakalisrivier toegewezen kreeg. Nadat de Russen begin oktober door de Duitse linies braken, trok de gevechtsgroep zich terug op de lijn Aswini – Bugisi. Vandaar trok ‘Nederland’ terug in de richting van Skuodas en Preekuln 11, zuidoostelijk van Libau. De plaats waar op 14 januari 1942 het vrijwilligerslegioen in schepen vanuit Danzig aankwam …
Tirs moerassen
Voordat de brigade arriveerde in de toebedeelde sector braken de Russen echter noordelijk van de moerassen bij Tirs door de Duitse linies. Om te voorkomen dat de Russen zich zouden hergroeperen en doorstoten naar Libau, werd het Eerste Bataljon van ‘De Ruyter’ noordoostelijk en het Tweede Bataljon oostelijk van de moerassen ingezet om de Russen te omsingelen. Alhoewel bevelvoering en coördinatie van artillerie-ondersteuning problemen opleverden in de ondoordringbare bossen, wist ‘Nederland’ de Russen met hulp van andere eenheden in te sluiten en na twee dagen van intensieve gevechten te vernietigen. Regiment De Ruyter keerde daarna weer terug naar de Kaleti 12-sector.
Op 5 oktober 1944 viel het Russische 1ste Baltische Front 13 aan in de richting van Memel 14. Vijf dagen later bereikten de Russen het havenplaatsje Polangen 15 aan de Oostzee, ten noorden van Memel. De terugtocht naar noordoost Polen was daarmee afgesloten en het Koerland was omsingeld. Schörner probeerde Hitler ervan te overtuigen de Heeresgruppe Nord terug te trekken naar Oost-Pruisen, maar de Führer weigerde. Op 13 oktober 1944 trokken de laatste eenheden over de Düna en werden om 05.00 uur de bruggen opgeblazen.
Eerste Koerlandoffensief
Na het mislukken van de Russische aanvallen bij Doblen, Auce en Moscheiken richtte het Russische opperbevel zich op het zuidelijk deel van het Koerlandfront (Preekuln 16, Vainode 17 en Skuodas). Ze wilden doorstoten naar de havenplaats Libau om zo de levensader van de troepen in het Koerland door te snijden. Op 15 oktober 1944 nam het Derde Pantserkorps de stellingen over in het gebied tussen Preekuln en Skuodas in het zuidwesten van Estland, tot aan de grens met Litouwen. ‘Nederland’ nam posities in tussen Annenhof/Heuvel 19.9 en Ozoli/Heuvel 17.1. Pionier-Bataljon 54 nam het meest noordelijke deel van de brigadesector in. Het Tweede Bataljon van ‘De Ruyter’ lag zuidoostelijk van het hoger gelegen Annenhof/Heuvel 19.9 aan de westkant van de spoorlijn Preekuln – Skuodas. Ten zuiden van het Tweede Bataljon en ten westen van dezelfde spoorlijn lag een deel van het eerste Bataljon vn ‘De Ruyter’, en daar weer ten zuiden van Kampfgruppe Aigner. Deze gevechtsgroep bestond uit de overige eenheden van ‘Nederland’, waaronder Panzerjäger-Abteilung 54, en enkele kleinere eenheden, en naam posities in tussen Ozoli en Flossen. Het andere deel van het Eerste Bataljon van ‘De Ruyter’ lag als een bruggenhoofd rond Heuvel 17.1, bij Ozoli, aan de oostkant van de spoorlijn Preekuln – Skuodas. Het hoofdkwartier van ‘Nederland’ werd gevestigd in enkele huizen in het zuidoosten van Susten bij Kaleti.
Het Eerste Koerlandoffensief barstte los op 16 oktober 1944 en richtte zich op het gebied tussen Moscheiken en Skuodas. Het Tweede Bataljon van Regiment De Ruyter voerde bijzonder verbeten gevechten in de frontboog tussen Skuodas en Vainode. De Russische aanval verzandde, waardoor de Nederlanders zich konden ingraven. Rond 23 oktober luwden de gevechten.
Tweede Koerlandoffensief
Op 27 oktober 1944 startte het Rode Leger om 06.00 uur het Tweede Koerlandoffensief met als doel een wig te drijven tussen de Duitse troepen in het Koerland. De aanval richtte zich op het centrum van het Koerland, maar de meest zuidelijke punt van het Russische offensief raakte ook ‘Nederland’. Vanuit Gramsden probeerden de Russen na zware beschietingen met artillerie en mortieren in zuidwestelijke richting door te stoten naar Kaleti. Het Tweede Bataljon van ‘De Ruyter’ had het geluk dat de Russen in hun bewegingsvrijheid werden beperkt door moerassen aan weerszijden van de aanvalsroute. De druk op de Nederlanders nam snel toe nadat de Russen hun aandacht zuidelijker verlegden omdat ze er meer noordoostelijker niet in slaagden om in de Deense sector door te breken. Op enkele plaatsen braken de Russen door de linies van het Tweede Bataljon, maar na zware regenval liepen de Russische tanks vast in de modder en stokte de aanval. Toen het weer verbeterde en Russische vliegtuigen boven het strijdtoneel verschenen, braken de Russen op 29 oktober weer op diverse plaatsen door in de sectoren van ‘Nederland’ en ‘Nordland’. De Russen werden met de moed der wanhoop in voortdurende tegenaanvallen door een bonte mengeling van troepen telkens teruggeslagen, maar de verliezen waren schokkend. Nadat Artillerie-Regiment 54 dagenlang de Russen onder vuur had genomen, was de munitie op, waarna ook de artilleristen onder leiding van Untersturmführer Reith in de tegenaanval gingen. Een ‘bruggenhoofd’ van het Tweede Bataljon aan de oostelijke kant van de spoorlijn verloren.
Tegelijk met de aanval op het Tweede Bataljon vielen de Russen zuidelijker vanuit Rudbārži het Eerste Bataljon van ‘De Ruyter’ aan. Het zwaartepunt van die Russische aanval richtte zich op Heuvel 17.1 bij Ozoli. De Russen beten zich vast op de heuvel, maar werden na bittere gevechten verdreven. Begin november sloeg het weer om en veranderende slagregens het terrein in een modderlandschap. Op 24 november vielen de Russen opnieuw het Eerste Bataljon aan, maar ook deze aanval werd afgeslagen. Het korps maakte dankbaar gebruik van de relatieve rust door koortsachtig te werken aan een keten van versterkte posities, die werden aangelegd op hoger gelegen delen van het terrein, met in het voorveld mijnvelden en prikkeldraadversperringen. De Nederlanders doopten het de ‘Kriemhildestel’, naar een vrouwelijke hoofdpersoon uit de 13de eeuwse Nibelungensage. Het bijbehorende adagium was ‘Graben statt Gräber’. Om de vuurkracht op peil te houden waren zoveel mogelijk zware wapens naar de voorste linies gebracht en werd de brigade ondersteund door stormgeschut en luchtafweerkanonnen. Maar Heeresgruppe Nord bloedde steeds verder leeg door hoge verliezen en gebrek aan versterkingen. Het tekort aan munitie en brandstof vormde een ander probleem, vooral voor de troepen in de voorste linies.
Medio december begonnen de modderpoelen te bevriezen en nam de dreiging van een hernieuwd Russisch offensief toe. Steiner probeerde Himmler ervan te overtuigen dat alle troepen onmiddellijk uit het Koerland moesten worden teruggetrokken omdat het in stand houden van het bruggenhoofd zinloos en niet te verantwoorden was. Volgens Steiner was de oorlog verloren en kon het bloedvergieten alleen door de politiek beëindigd worden. Himmler vond het te vroeg om een politieke oplossing te zoeken en geloofde dat Duitslands geheime wapens hen nog tot het voorjaar tijd gaven om onder gunstigere omstandigheden te gaan onderhandelen.
Derde Koerlandoffensief
Op 21 december 1944 luidde een zwaar trommelvuur de Derde Koerlandslag in. Het doel van dit offensief was hetzelfde als tijdens het offensief eind oktober: doorbreken naar de weg Frauenburg – Libau om Heeresgruppe Nord in tweeën te splitsen. Weer boog het front op meerdere plaatsen tot barstens toe, maar een doorbraak bleef uit. Het Derde Pantserkorps en ‘Nederland’ beperkten zich vooral tot storingsvuur en stoottroepacties. De tijd werd gebruikt om regelmatig eenheden van het front terug te trekken en als korpsreserve enkele dagen rust te geven in het achterland bij Paplaken 18. Rond Kerst 1944 was het rustig aan het Koerlandfront en ging de Derde Koerlandslag als een nachtkaars uit. Wel realiseerde iedereen zich dat de meermaals geplande uitbraak naar het oosten van Pruisen er niet meer inzat. De levenslijn met Duitsland werd onderhouden door de Duitse Kriegsmarine, die in konvooien uitrusting, voorraden en versterkingen over de Oostzee naar het Koerland bracht en de gewonden weer mee terug nam.
Voetnoten
- Kingisepp (Rusland)
- Tallinn (Estland)
- Udria (Estland)
- Tukums (Letland)
- Šiauliai (Litouwen)
- Pärnu (Litouwen)
- Valmiera (Litouwen)
- Liepāja (Letland)
- Dobele (Letland)
- Mažeikiai (Litouwen)
- Priekulė (Litouwen)
- Kalēti (Letland)
- Russische verzameling van legers, vergelijkbaar met een Duitse Legergroep
- Klaipeda (Litouwen)
- Palanga (Litouwen)
- Priekule (Letland)
- (Letland)
- Paplaka (Letland)